Google translate spaans
Stappenplan terug naar Nederland verhuizen (remigreren)
Leerplicht en kwalificatieplicht
In Nederland geldt een leerplicht voor kinderen vanaf 5 tot 16 jaar. Zij moeten verplicht naar school. Is uw kind 16 of 17 jaar? En heeft het nog geen diploma havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger (startkwalificatie)? Dan moet uw kind verplicht onderwijs volgen tot het 18 jaar wordt of 1 van deze diploma’s heeft.
Lees meer over de leerplicht en kwalificatieplicht
Schrijft u uw kind in op een school? Dan heeft u daarvoor het burgerservicenummer (BSN) van uw kind nodig. Heeft uw kind nog geen BSN? Dan kan de school bij DUO een tijdelijk onderwijsnummer aanvragen.
Bekijk hoe u aan een burgerservicenummer (BSN) komt
Lees meer over het tijdelijk onderwijsnummer
Als uw kind Nederlands spreekt, leest en schrijft
Volgde uw kind Nederlands onderwijs op een school in het buitenland? Vraag deze school dan om een onderwijskundig rapport. Daarin staan de schoolresultaten en hoe uw kind zich heeft ontwikkeld. Vraag de oude en de nieuwe leerkracht eventueel om de situatie van uw kind samen te bespreken.
Is het niet duidelijk op welk niveau uw kind op de middelbare school kan instromen? Dan moet u dit mogelijk in overleg met de nieuwe school laten onderzoeken. Daarvoor kunt u terecht bij verschillende organisaties.
Lees meer informatie over de terugkeer naar school in Nederland
Als uw kind nog geen Nederlands spreekt, leest en schrijft
Beheerst uw kind de Nederlandse taal niet of onvoldoende? Be
10 Duitse uitdrukkingen die iedereen zou moeten kennen
Voor veel mensen is de Duitse taal een soort mysterie. Het klinkt hard, lijkt onmogelijk te leren en bevat bizar lange woorden (“Donaudampfschifffahrtsgesellschaftskapitän” is misschien wel mijn persoonlijke favoriet). En hoewel het niet tot de meest gesproken talen ter wereld behoort, zijn er bijna miljoen native speakers en nog eens miljoen mensen die het als tweede of derde taal kunnen spreken. Nog los daarvan zou ik zeggen dat het een van de meest expressieve talen ter wereld is, zoals de uitdrukkingen hieronder zullen bewijzen.
Zeg ze tegen een taxichauffeur in Berlijn of in gesprek met die leuke barista in München en het levert je gegarandeerd een glimlach op (en misschien wel betere service).
1. “Das ist mir Wurst”
De letterlijke vertaling is: “Dit is worst voor mij”
Wat betekent het en hoe wordt het gebruikt? Deze uitdrukking wordt gebruikt als iets je niet uitmaakt of als je ergens geen mening over hebt. Duitsers gebruiken deze uitdrukking graag als een simpel antwoord. Dus als iemand je “Was möchtest du heute machen?” (“wat zou je vandaag willen doen?”) vraagt en je geen voorkeur hebt, dan kun je simpelweg antwoorden met “Das ist mir Wurst!”. Wil je cool en als een local klinken? Maak “Wurscht” van “Wurst”, de zuidelijke slang voor worst.
2. “Nur Bahnhof verstehen”
De letterlijke vertaling is: “Alleen het treinstation begrijpen”
Wat betekent het en hoe wordt het gebruikt? Als iemand “Ich verst
Werkwoorden met de 3e naamval
- begegnen = tegenkomen
Ik ben hem in de stad tegengekomen. Ich bin ihm in der Stadt begegnet. - danken = danken / bedanken
Ik dank u voor uw medewerking.- Ich danke Ihnen für Ihre Mitarbeit. - folgen = volgen
Volgt u mij alstublieft.- Bitte folgen Sie mir. - gefallen = bevallen
Hoe bevalt het je ? Wie gefällt es dir ? - gehen = gaan met
Hoe gaat het met je ?- Wie geht es dir ? - gelingen = lukken
Niks lukt mij vandaag. Nichts gelingt mir heute. - gehören = zijn van, toebehoren aan
Het huis is van haar. Das Haus gehört ihr. - glauben = geloven
Ik geloof je niet. Ich glaube dir nicht. - gratulieren = feliciteren
Heb je hem al gefeliciteerd ? Hast du ihm schon gratuliert ? - helfen = helpen
Waarom helpt men die mensen niet ? Warum hilft man den Leuten nicht ? - kondolieren = condoleren
U kunt haar morgen condoleren. Sie können ihr morgen kondolieren. - leid tun = spijten
Het spijt mij. Es tut mir leid. - sagen = zeggen tegen
Ik heb het toch tegen je gezegd ? Ich habe es dir doch gesagt ? - raten = aanraden
Ik zou je aanraden nog even te wachten. Ich würde dir raten, noch kurz zu
warten. - (ver)trauen = vertrouwen
Hij vertrouwde niemand meer. Er (ver)traute keinem mehr.
| LET OP Ook veel werkwoorden, die met een voorzetsel met de derde naamval (eigenlijk: een voorvoegsel) beginnen, hebben de derde naamval. Bijvoorbeeld:
|